Ondernemingsrecht

Een negatieve google-recensie: uitoefening van het recht op vrije meningsuiting of een schending van het recht op goede naam?

13 december, 2023


Inleiding

De uitvinding (en de commercialisatie) van het internet in de jaren ’90 van de 20ste eeuw was ongetwijfeld één van de meest betekenis- en impactvolle gebeurtenissen van onze tijd. In de 21ste eeuw werd het internet beetje bij beetje alomtegenwoordig, waarbij de toegang ertoe zienderogen toenam, te meer daar ook beleidsmakers het belang ervan inzagen. De immense kracht ervan is dan ook niet te onderschatten: men is aantal muisklikken weg van de toegang tot de grootste informatiebibliotheek die er bestaat. In de praktijk wordt deze toegang evenwel vormgegeven door zoekmachines – computerprogramma’s waarmee informatie kan gezocht worden in een verzameling aan gegevens – waarvan de bekendste en meest gebruikte deze van de gelijknamige Amerikaanse onderneming Google is.

Naast de algemene zoekfunctie laat Google tevens toe evenementen, personen en entiteiten te recenseren en op die manier een mening te geven/te beoordelen. Voor ondernemingen zijn de Google recensies commercieel waardevol nu zij de (potentiële) klant in staat stellen onmiddellijk te zien hoe performant een product werkt of hoe goed een dienstverlening is. Uiteraard heeft deze medaille (zoals steeds) ook een keerzijde, daar waar een onderneming ook met een slechte recensie kan geconfronteerd worden, hetgeen een nefaste economische impact kan hebben.

Wat kan een onderneming doen als zij vaststelt dat iemand online een negatieve recensie achterliet, bijvoorbeeld via een Google recensie, en zij meent hierdoor de omzet te zien dalen? Kan men de recensent in rechte aanspreken tot betaling van een schadevergoeding wegens het besmeuren van de goede naam? Of oefent de recensent gewoon diens recht op vrije meningsuiting uit? Het is reeds debat geweest voor de rechtbanken en hoven in België, maar wat kan hieruit geconcludeerd worden? In deze blog wordt hierbij wat toelichting gegeven.

 

Recht op vrije meningsuiting vs. recht op goede naam

De vrijheid van meningsuiting is zowel grondwettelijk (artikel 19 Gw.) als mensenrechtelijk gewaarborgd (artikel 10 EVRM), reden waarom het wordt beschouwd als een essentieel/fundamenteel grondrecht in een democratische samenleving. Het kan worden omschreven als het recht om aan filosofische, godsdienstige, politieke, persoonlijke of ideologische overtuiging uiting te geven in woorden, geschriften of gedragingen (R. SENELLE, Commentaar op de Belgische Grondwet, Brussel, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelings-samenwerking, 1974, 37).

Het recht op vrije meningsuiting is evenwel niet absoluut. Artikel 10, lid 2 EVRM stelt immers dat de vrijheid van meningsuiting kan onderworpen worden aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, althans in zoverre zij bij de wet zijn voorzien en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Dit artikel vermeldt bijvoorbeeld dat de vrijheid van meningsuiting kan beperkt worden voor de bescherming van de goede naam. Dit werd ook door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bevestigd in de zaak van Růžový Panter tegen de Tsjechische Republiek (EHRM 2 februari 2012, nr. 20240/08, Růžový Panter/Tsjechië).

Het is duidelijk dat het recht op vrije meningsuiting kan beperkt worden voor de bescherming van de goede naam. Vraag is evenwel of diegene die een negatieve Google-recensie plaatst in dit geval zijn recht op vrije meningsuiting uitoefent, dan wel of sprake kan zijn van een schending van de goede naam. Bijkomend stelt zich de vraag of men als de negatief gerecenseerde zijnde in dat geval ook schadevergoeding kan vorderen van de recensent in het licht van de principes van buitencontractuele aansprakelijkheid van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek? Conform artikel 10, lid 2 EVRM kan het recht van vrije meningsuiting beperkt worden in geval er een fout wordt begaan in de zin van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek.

De uitoefening van het recht op vrije meningsuiting kan inderdaad als onrechtmatige daad/fout worden aangemerkt die schade aan derden kan veroorzaken en dus aanleiding geeft tot schadevergoeding (bijvoorbeeld bij aantasting van de goede naam). Maar hoe wordt dit nu beoordeeld door een rechter?

 

Beoordeling door een rechtbank

Wanneer een rechtbank uitspraak moet doen over een vordering tot schadevergoeding (op grond van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek, met name de buitencontractuele aansprakelijkheid), moet een rechtbank de aanwezigheid van drie elementen vaststellen: een fout in hoofde van de recensent, de schade voor de gerecenseerde en het oorzakelijk verband tussen beide. Het komt toe aan de eiser, in ons voorbeeld dus een gerecenseerde, om het bewijs van deze elementen te leveren.

Hoe zal een rechter beoordelen of een persoon, die een negatieve Google recensie schreef over een onderneming, een buitencontractuele fout maakte in de zin van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek? De rechter zal de handelingen van de recensent moeten toetsen aan het criterium van een normaal voorzichtige en redelijke persoon geplaatst in dezelfde omstandigheden (het vroegere “goede huisvader” of “bonus pater familias” criterium). Door dit criterium te hanteren, en ze toe te passen op de concrete feitelijke omstandigheden, zal de rechter bij de beoordeling van een fout een belangenafweging maken tussen enerzijds het recht van vrije meningsuiting en anderzijds het ingeroepen, geschonden recht, zoals het recht op (bescherming van de) goede naam*.

* Rb. Luik, afd. Luik, 27 november 2018, A.R. 17/3924/A, onuitg.; M., SEGERS, P., MUSSO, E., VERRAES, “Geen vrijheid blijheid voor negatieve recensies op sociale media”, Juristenkrant 2018, afl. 380, 7.

Indien de rechter oordeelt dat er sprake is van een fout in hoofde van de recensent, waarbij de betrokkene derhalve door zijn gedragingen de goede naam van de gerecenseerde onrechtmatig heeft aangetast, dan moet de rechter ook nog vaststellen dat een bewijs van schade wordt geleverd. Bij het ontbreken van een concreet bewijsstuk ter staving van de geleden schade, zal de vordering tot schadevergoeding moeten worden afgewezen.

De concrete feitelijke omstandigheden waarin een recensie/de uitlatingen werden gerealiseerd, de inhoud ervan en de hoedanigheid van de betrokken personen/entiteiten zullen belangrijk zijn bij de vraag of het neerpennen ervan een fout uitmaakt en of dit in aanmerking kan komen voor schadevergoeding.

Wanneer u geconfronteerd wordt met een negatieve recensie, dan wel in rechte wordt aangesproken in de betaling van een schadevergoeding ingevolge een door u neergeschreven recensie, doet u er goed aan een advocaat ter zake te raadplegen om de feitelijkheden te beoordelen in het licht van het bovenstaand beoordelingskader.

Juridische bijstand nodig van een advocaat ondernemingsrecht? Bricks Advocaten adviseert u graag.

CONTACTEER BRICKS ADVOCATEN →

Experts


  • Bas Schuermans

    • Ondernemingsrecht
    • Verkeersrecht
    • Aansprakelijkheidsrecht
    • Schadevergoedingsrecht